vrijdag 30 november 2007

Dualisme

Referentie:

Stanford Encyclopedia of Philosophy, "Dualism", First published Tue Aug 19, 2003; substantive revision Wed Oct 10, 2007.

Informatief extract:

"This entry concerns dualism in the philosophy of mind. The term ‘dualism’ has a variety of uses in the history of thought. In general, the idea is that, for some particular domain, there are two fundamental kinds or categories of things or principles. In theology, for example a ‘dualist’ is someone who believes that Good and Evil — or God and the Devil — are independent and more or less equal forces in the world. Dualism contrasts with monism, which is the theory that there is only one fundamental kind, category of thing or principle; and, rather less commonly, with pluralism, which is the view that there are many kinds or categories. In the philosophy of mind, dualism is the theory that the mental and the physical — or mind and body or mind and brain — are, in some sense, radically different kinds of thing. Because common sense tells us that there are physical bodies, and because there is intellectual pressure towards producing a unified view of the world, one could say that materialist monism is the ‘default option’. Discussion about dualism, therefore, tends to start from the assumption of the reality of the physical world, and then to consider arguments for why the mind cannot be treated as simply part of that world.

...

Various of Descartes' disciples, such as Arnold Geulincx and Nicholas Malebranche, concluded that all mind-body interactions required the direct intervention of God. The appropriate states of mind and body were only the occasions for such intervention, not real causes. Now it would be convenient to think that occasionalists held that all causation was natural except for that between mind and body. In fact they generalized their conclusion and treated all causation as directly dependent on God. Why this was so, we cannot discuss here."

Creatieve commentaar:

Dit lijkt me een interessant overzichtsartikel. Het beschrijft de geschiedenis en de ontologie van dualisme, argumenten die pleiten voor dualisme, problemen van het dualisme. Boverdien bevat het een verwijzing naar Arnold Geulincx die nuttig kan zijn voor m'n eindopdracht.

zondag 25 november 2007

25 eeuwen westerse filosofie

Referentie:

Bor, Jan, Landeweerd, Laurens, 25 eeuwen westerse filosofie: teksten, toelichtingen, Amsterdam: Boom, 2003,

Informatief extract:

"Wat is een filosoof? Althans, wat is een filosoof in onze westerse denktraditie? Een filosoof is iemand die zich van het gewone volk en Jan Modaal onderscheidt door een bijzonder soort verlangen dat hem is ingeblazen. Hij verlangt naar wijsheid, is er begerig naar, is wijsgeer en richt daar zijn leven op in. Aldus het beeld dat Plato schetst van de filosoof in het Symposium en dat door de gehele geschiedenis van de westerse filosofie van grote invloed is geweest. “Het zit namelijk zo”, aat hij een verstandige vrouw genaamd Diotima in de dialoog zeggen “Geen enkele God doet aan filosofie of verlangt ernaar wijs te worden, want dat is hij al; en als er nog een ander wijs iemand bestaat, zal ook deze geen filosofie bedrijven. Aan de andere kant doen onwetende mensen net aan filosofie en willen ze niet wijs worden, aangezien het ongelukkige aan onwetendheid nu juist is dat iemand die, al is hij niet mooie en goed en wijs, dit toch meent te zijn. Wie niet weet dat hij iets mist, verlangt ook niet naar wat hij niet denkt te missen.”
Maar wie is dan wel een filosoof? Wie beoefenen de filosofie als het niet de wijzen noch de onwetenden zijn? Precies degenen, antwoordt Diotima, die daartussen zitten. Net als Eros of Liefde, de zoon van Armoede en Rijkdom, uit is op het mooie en dus ook op wijsheid, begeert de filosoof de wijsheid zonder zelf wijs te zijn, en wéét hij dat hij haar mist. Hij weet dat hij onwetend is. Gedreven door Eros, bedrijft hij filo-sofia, de liefde tot de wijsheid en is derhalve een filo-soof, een minnaar van de wijsheid." (uit: inleiding)

Creatieve commentaar:

Dit lijkt me een handig naslagwerk. Het is recenter dan de laatste uitgave van "Geschiedenis van de filosofie" van Störig, waarin de meest recente hedendaagse filosofen nog ontbreken. Het zou verwijzen naar een heleboel oorspronkelijke filosofische teksten. Jammer genoeg heb ik het boek zelf nog niet gevonden, maar slechts de referentie en een paar citaten via internet.

Welke taal spreekt de muziek? Muziekfilosofische beschouwing

Referentie:

Van der Schoot, Albert, Heijerman, Erik, Welke taal spreekt de muziek. Muziekfilosofische beschouwing, Budel: Damon, 2005, 176 p.

Informatief extract:

'Dit is een uiterst welkom boek, zeg maar rustig een voltreffer. Iedereen die ook maar een beetje geïnteresseerd is in muziek of filosofie zou het moeten lezen'." (Citaat uit: 'De Rode Leeuw', tijdschrift van het Zwols Conservatorium ArtEZ)

"Muziek is iets waar we van kunnen genieten en waar we helemaal in kunnen opgaan. Misschien is het wel de kunst waar we ons van alle kunsten het meest in kunnen verliezen. Dat is een groot raadsel. Hoe komt het dat dit abstracte verschijnsel, bestaande uit pure klank, ons zo kan ontroeren en vervoeren?
In het Nederlandse taalgebied bestaan nauwelijks boeken waarin op een filosofische manier over muziek gesproken wordt. Dit boek voorziet in die leemte. Er zijn beschouwingen in gebundeld over centrale vragen uit de muziekfilosofie, zoals die sinds enkele decennia vooral in Engeland en Amerika is opgekomen. Geen hoogdravende metafysische beschouwingen maar toegankelijk geschreven opstellen over concrete vragen die door het verschijnsel muziek worden opgeroepen. Wanneer gaat klank over in muziek? Hoe luisteren we eigenlijk naar muziek en wat ervaren we dan? Wat is een muziekwerk voor een soort object, waarin verschilt het bijvoorbeeld van een schilderij? Blijft de Mattheüs-Passion nog wel de Mattheüs-Passion als je de oorspronkelijke tekst vervangt door een Nederlandse vertaling? Muziek wordt vaak als een taal beschouwd, maar gaat die vergelijking wel op? Welke 'taal' spreekt de muziek eigenlijk? Kan muziek iets meedelen of een verhaal vertellen? Of is muziek de taal der emoties, en wat bedoelen we daar dan eigenlijk mee? Hoe kan muziek, een verschijnsel dat bij uitstek geldt als tijdelijk en vluchtig, zo sterk een besef van tijdloosheid opwekken? En hoe verhouden muziek en stilte zich?
Het boek is geschikt voor alle liefhebbers van (klassieke) muziek die geïnteresseerd zijn in filosofische vragen die worden ingegeven door het raadselachtige verschijnsel muziek. Het hoeft geen betoog dat dit boek ook voor musici en muziekstudenten interessante lectuur vormt." (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

"Filosofie van de muziek": het is een vak voor volgend jaar waar ik nu al naar uitkijk. Wat doet muziek met ons, of wat doet het niet?

The Works of Aristotle the Famous Philosopher by Aristotle

Referentie:

[Anon], The Works of Aristotle the Famous Philosopher Containing his Complete Masterpiece and Family Physician; his Experienced Midwife, his Book of Problems and his Remarks on Physiognomy, London: London Clifton Chambers & Co, [1890]

Informatief extract:

"THE MASTERPIECE

_On marriage and at what age young men and virgins are capable of it: and why so much desire it. Also, how long men and women are capable of it._

There are very few, except some professional debauchees, who will not readily agree that "Marriage is honourable to all," being ordained by Heaven in Paradise; and without which no man or woman can be in a capacity, honestly, to yield obedience to the first law of the creation, "Increase and Multiply." And since it is natural in young people to desire the embraces, proper to the marriage bed, it behoves parents to look after their children, and when they find them inclinable to marriage, not violently to restrain their inclinations (which, in stead of allaying them, makes them but the more impetuous) but rather provide such suitable matches for them, as may make their lives comfortable; lest the crossing of those inclinations should precipitate them to commit those follies that may bring an indelible stain upon their families. The inclination of maids to marriage may be known by many symptoms; for when they arrive at puberty, which is about the fourteenth or fifteenth year of their age, then their natural purgations begin to flow; and the blood, which is no longer to augment their bodies, abounding, stirs up their minds to venery. External causes may also incline them to it; for their spirits being brisk and inflamed, when they arrive at that age, if they eat hard salt things and spices, the body becomes more and more heated, whereby the desire to veneral embraces is very great, and sometimes almost insuperable. And the use of this so much desired enjoyment being denied to virgins, many times is followed by dismal consequences; such as the green weesel colonet, short-breathing, trembling of the heart, etc. But when they are married and their veneral desires satisfied by the enjoyment of their husbands, these distempers vanish, and they become more gay and lively than before. Also, their eager staring at men, and affecting their company, shows that nature pushes them upon coition; and their parents neglecting to provide them with husbands, they break through modesty and satisfy themselves in unlawful embraces. It is the same with brisk widows, who cannot be satisfied without that benevolence to which they were accustomed when they had their husbands." (uit: Part I-Book I)

Creatieve commentaar:

Dit boek werd in 2004 integraal gepubliceerd op de website van Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Na enig zoekwerk vond ik een "papieren" versie op een veilingsite op het internet. De auteur en het exacte jaar van uitgave blijven twijfelachtig.

Je zou het werk (met de ondertitel The Midwife's Vade-Mecum) kunnen omschrijven als een bundel richtlijnen voor vroedvrouwen en verpleegsters. Naast voedingsadviezen en andere tips om een vlotte bevalling te bewerkstelligen, bevat het ook beschrijvingen van de vrouwelijke en mannelijke voortplantingsorganen, en de symptomen, prognose en behandeling van eventuele kwaaltjes en aandoeningen tijdens de zwangerschap. Maar wat het, volgens mij, filosofisch gezien interessant maakt is dat het ook gaat over de mentale en sociale aspecten van het samenleven van mannen en vrouwen, over "de plicht" van ouders om een geschikte partner te vinden voor hun kinderen, enzovoort.

Het is me niet helemaal duidelijk of het hier gaat om (vertaald) werk van Aristoteles zelf of om een interpretatie van z'n teksten. In ieder geval schept het een mooi beeld van de inzichten die men destijds had over het samengaan van een bepaalde lichamelijke en geestelijke toestand.

dinsdag 20 november 2007

Wat liefde doet

Referentie:

Kierkegaard, Søren, Wat liefde doet, vertaald door Lineke Buijs en Andries Visser, Budel: Uitgeverij Damon, 2007, 480 p. (oorspronkelijke uitgave: s.l., s.d.)

Informatief extract:

"Ieder mens heeft behoefte aan liefde; aan geliefd te zijn en lief te hebben. Op de vraag wat liefde is, zal een antwoord dat voldoet niet te geven zijn. Op de vraag wat liefde doet, volgt werk voor een heel leven. Vanuit dit onderscheid schreef de filosoof en theoloog Kierkegaard

Kierkegaard ziet kans het genoemde onderscheid op te heffen: "Wat de liefde doet, dat is ze, en wat ze is, dat doet ze". Wie het spoor van de liefde zoekt, vindt in Wat de liefde doet een rijkdom aan inspirerende en opbouwende gedachten. Kierkegaard ziet liefhebben als een vermogen dat ieder mens bezit. Tegelijk is liefhebben een opdracht: "wie kunst en wetenschap aanprijst, verdeelt de mensen in begaafden en niet-begaafden; wie de liefde aanprijst maakt allen gelijk".

Een aantal christelijke overwegingen in de vorm van toespraken" (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

Het boek komt pas uit in november 2007 maar er worden al vollop leesgroepen en cursussen rond georganiseerd. Liefde is dan ook een thema dat veel mensen aanspreekt en dat, volgens mij, zeker filosofisch benaderd kan worden. Maar om te kunnen onderzoeken "Wat liefde doet" wordt toch verondersteld dat geweten is wat liefde IS. Wordt dit eerst uitgewerkt in dit boekje of vertrekt het vanuit een aantal vooronderstellingen. Uit de covertekst blijkt alvast dat een bevredigend antwoord op de vraag "Wat is liefde?" niet gegeven zal worden. Misschien kan men inderdaad door te bekijken wat liefde doet uiteindelijk ook tot de kern van de zaak komen. Van een apparaat zou je bijvoorbeeld kunnen zeggen: "Wat een mixer doet is mixen". Maar van iets zo complex als liefde lijkt me dat niet zo voor de hand liggend.

Omdat Kierkegaard wellicht spreekt vanuit zijn christelijke overtuiging, heb ik dit boek onder het label "religie en samenleving" geplaatst. Jammer genoeg kan ik nergens gegevens vinden over het oorspronkelijk werk.

zondag 18 november 2007

Laughter. An Essay on the Meaning of the Comic.

Referentie:

Bergson, Henri, Laughter. An Essay on the Meaning of the Comic, translated by Brereton, Cloudesley and Rotwell, Fred, Paris-London, 1997, 179 p. (oorspronkelijke uitgave: Le rire. Essai sur la signification du comique, Paris, 1899).

Informatief extract:

"In this great philosophical essay, Henri Bergson explores why people laugh and what laughter means.
The author of Creative Evolution and other influential works of the Twentieth Century begins with a discussion of laughter in general, focusing in the second part on laughter in situations and the comic in words, and, in the final section, on the comic in character. from Punch-and-Judy shows to Figaro, from a man falling down in the street to the great comic figures of Molière's plays, Bergson explores the implications and full meaning of laughter, concluding ultimately that laughter is corrective: “By laughter, society avenges itself for the liberties taken with it. It would fail in its object if it bore the stamp of sympathy or kindness.” Accordingly, Bergson argues, laughter serves a useful function to mankind." (abstract)

Creatieve commentaar:

Deze referentie vond ik via de Routledge Encyclopedia of Phylosophy.

In de UA-bibliotheek staat het oorspronkelijke (franstalige) werk van Bergson, maar een Engelse vertaling is (voor mij) misschien makkelijker te lezen.

zaterdag 17 november 2007

Humor en ethiek: Comic Normativity and the Ethics of Humour

Referentie:

Percival, Philip, "Comic Normativity and the Ethics of Humour", The Monist- An International Quarterly Journal of General Philosophical Inquiry 88 (2005) 1, p. 93-120.

Informatief extract:

"One species of comic moralism holds that being sexist or racist impacts negatively on funniness. An argument for it proceeds from two premises: (A) It is morally wrong to be amused by something sexist or racist, and (B) The property x possesses just when it is morally wrong to be amused by x impacts negatively on x's funniness. Whereas Jacobson and d'Arms grant (A) before attacking (B), difficulties for (A) are raised and a novel case for (B) developed employing McDowell's "silencing" doctrine. Ultimately, this case fails, however: silencing doesn't yield the species of comic moralism (B) expresses." (abstract)

Creatieve commentaar:

Het is moreel onaanvaardbaar om geamuseerd te zijn door "something sexist or racist". Is een grap over een bepaalde sexe of ras persé sexistisch of racistisch? Ik geloof het niet. Waarom mogen we wel lachen met, zeg maar, Prins Philippe (Geert Hoste verdient er zijn boterham mee) en niet met een grap over "de vrouw" of "de jood". Het is toch pure discriminatie om een volledig ras, volk, geslacht uit te sluiten van humor. Maar het is een moeilijke kwestie. Wat zijn de (ethische) grenzen van humor en wie of wat bepaalt die grenzen? Bepalen we zelf als individu wat we grappig vinden of niet? Is het de context waarin we ons bevinden? Is het cultureel bepaald? Waarschijnlijk wel. Het getuigt van weinig respect en een gebrek aan fijngevoeligheid om een grap te maken waarvan je weet dat die kwetst. Maar, stel dat een grap binnen een bepaalde cultuur ongepast is, zou er dan geen enkel lid van die cultuur om kunnen lachen? Of op z'n minst erkennen dat het om humor gaat? Volgens mij is het eerder de intentie dan de inhoud van de grap die bepaalt of die sexistisch of racistisch is, en dus moreel af te keuren.

De Wereld als Wil en Voorstelling

Referentie:


Schopenhauer, Arthur, De wereld als wil en voorstelling 1 en 2, Vertaald door Hans Driesen, Amsterdam: Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2001, 2 vols., 1638 p. (oorspronkelijke uitgave: Sämtliche Werke, Die Welt als Wille und Vorstellung, Leipzig; Inselverlag, 1859, 2 vols.).

Informatief extract:

"Arthur Schopenhauer aan zijn uitgever, 28 maart 1818:

Mijn boek bevat niets minder dan een nieuw filosofisch systeem, nieuw in de volle zin van het woord. Het is geen nieuwe weergave van wat er al was, maar een in de hoogste mate samenhangende reeks van gedachten, die tot dusverre nog nooit in een menselijk brein is opgekomen. Het boek, waarin ik de zware taak heb volbracht deze gedachtereeks op een begrijpelijke wijze aan anderen mee te delen, zal naar mijn vaste overtuiging een van die werken zijn, die later bron en aanleiding tot tientallen andere boeken worden. Deze reeks van gedachten was in essentie reeds vier jaar geleden in mijn hoofd aanwezig, maar om haar te ontwikkelen en met behulp van ontelbare opstellen en studies voor mezelf helder te krijgen heb ik vier lange jaren nodig gehad, jaren waarin ik me uitsluitend hiermee en met de noodzakelijke bestudering van andere werken heb beziggehouden. Een jaar geleden ben ik begonnen een en ander in een samenhangend betoog voor anderen duidelijk te maken; hiermee ben ik zojuist klaar gekomen. Het betoog zelf is even vrij van de hoogdravende, ijdele en zinloze woordenvloed van de nieuwerwetse filosofische stromingen als van het wijdlopige, oppervlakkige gezwets uit de periode vóór Kant. Het is in de hoogste mate duidelijk, inzichtelijk en energiek, en het bezit een zekere schoonheid, al zeg ik het zelf: echt stijl is alleen weggelegd voor wie echte eigen gedachten heeft. De waarde die ik aan mijn werk hecht is zeer groot: ik beschouw het namelijk als de vrucht van mijn bestaan." (uit: http://www.wereldbibliotheek.nl)

"Terwijl elk individu zichzelf dus onmiddelijk ervaart als de hele wil en de hele "voorsteller", zijn de anderen hem in eerste instantie louter als zijn voorstellingen gegeven. Vandaar dat zijn eigen wezen en de instandhouding daarvan bij hem voorrang krijgt boven alle anderen. Een ieder ervaart zijn eigen dood als het einde van de wereld, terwijl hij die van zijn medemensen als een tamelijk onbelangrijke zaak beschouwt, tenzij hij er persoonlijk bij betrokken is. In het bewustzijn dat de hoogste graad van ontwikkeling heeft bereikt, namelijk dat van de mens, zal ook het egoïsme, net als de kennis, de pijn, de vreugde, zijn hoogtepunt bereiken en zal de hierdoor veroorzaakte onderlinge strijd tussen de individuen op een afgrijselijke manier aan de dag treden. Dit wordt ons dan ook overal voor ogen gevoerd, in het klein zowel als in het groot; we zien het nu eens van zijn verschrikkelijke kant, zoals in het leven van grote tirannen en booswichten en in wereldverwoestende oorlogen, dan weer van zijn lachwekkende kant, waar het de stof levert voor komedies en zich heel in het bijzonder als eigenwaan en ijdelheid voordoet, ondeugden die door niemand beter zijn begrepen en in abstracto uiteengezet dan door La Rochefoucauld. We kunnen dit verschijnsel in de wereldgeschiedenis waarnemen, maar ook in onze eigen ervaringswereld. " (p.485)

Creatieve commentaar:

Ik heb nog nooit een oorspronkelijk werk van Schopenhauer gelezen, wel al werk óver deze filosoof. Het was in eerste instantie niet een filosoof die me aansprak. Wat ik er over las riep zelfs enige wrevel bij me op. Tot ik onlangs de roman "De Schopenhauerkuur" van Irvin Yalom las. Schopenhauer blijkt toch wel een heel boeiend figuur te zijn. Hij was misantroop en pessimist in hart en nieren, en had duidelijk geen last van valse bescheidenheid (zie informatief extract). Maar was wat hij te zeggen had daarom minder waardevol? Neen, dat zou een absurde conclusie zijn. Hij heeft wellicht een grote invloed gehad op filosofen na hem o.a. op Nietzsche. Hij schijnt ook een groot stillist te zijn geweest.

Wat me enorm verrastte was dat ik dit boek tegenkwam toen ik op Routledge zocht naar filosofische werken over humor. Schopenhauer, niet bepaald een vrolijk persoon, heeft blijkbaar in dit werk (z'n hoofdwerk) ook over humor geschreven.

De muze van het leven

Referentie:

Aerts, Diederik, De Muze van het leven. Quantummechanica en de aard van de werkelijkheid, Kapellen-Kampen: Pelckmans-Kok Agora, 1993, 256 p.

Informatief extract:

"Wat is de aard van de ons omringende werkelijkheid en welke rol speelt de mens in dit grote gebeuren? Heeft hij een vrije wil en welke betekenis heeft de quantummechanica voor het menselijke beslissingsproces? Wat is de werkelijkheid in een wereld doordrenkt met waarschijnlijkheid en kans, zoals hij ons vandaag door de moderne fysica wordt aangeboden? Hoe kunnen we onze sociale en culturele bezigheden kennen als een deel van het geheel?

In dit boek komen deze en andere vragen aan bod, rekening houdend met de nieuwste bevindingen van de theoretische natuurkunde." (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

Het kennen van de werkelijkheid, is dat niet het streven van zowel de filosoof als de wetenschapper? Uit de inhoudstabel van dit boek haal ik dat het gaat over alle krachten in de maatschappij, over evolutie, over vrije markt, over competitie, over ruimte, over schoenmakers (?)... En wat heeft dit alles te maken met quantummechanica? Waar gaat quantummechanica uberhaubt over? Als wetenschapper zou ik dat toch moeten weten, maar ik heb geen idee. De auteur van het boek is natuurkundige met een duidelijke interesse voor filosofische thema's. Een schitterende combinatie, lijkt mij.

donderdag 15 november 2007

Semantictical Paradox

Referentie:

Burge, Tyler, “Semantical Paradox”, in: Martin, Robert L. (ed.), Recent Essays on Thruth and the Liar Paradox, Oxford-New York: Clarendox Press-Oxford University Press, 1984, p. 83-117 (Repinted from The Journal of Philosophy 76 (1979)p. 169-198, with permission of the Editor of The Journal of Phylosophy and the author).

Informatief extract:

"The Liar Paradox, which has intrigued philosophers since the 4th century BC arises when one considers a sentence which says of itself that it is not true. The philosophers represented in the present collection offer widely varying analyses. But they have a common belief in the deep philosophical impotance of this puzzle particularly as a difficulty in the way of developing an adequate account of the concept truth. They also agree that the techniques of mathematical logic are important for investigating the problem." (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

Als filosofie zoekt naar de (een) waarheid moet ze zich ook bezighouden met de leugen. Wat is waar/onwaar? Wat is een leugen? Volgens Tarski is natuurlijke taal gecontamineerd met tegenstrijdigheden. Dit artikel lijkt dit te weerleggen. Alleen wanneer natuurlijke taal herleid wordt tot een semantisch systeem, komen de tegenstrijdigheden aan het licht. Wat bedoelt de auteur met "een zin die van zichzelf zegt dat hij niet waar is"? Is dat bijvoorbeeld een zin als "Ik ben geen leugenaar."? Dat is taalkundig correct en toch is het wellicht een leugen, want ik durf wel eens te liegen (wie liegt er nooit). Het zogenaamde leugentje-om-bestwil. Liegen wordt ons van kleinsaf aangeleerd: liegen of de waarheid achterhouden (of op z'n minst verbloemen) uit beleefdheid. Het is een sociaal spel.

Kan mathematische logica de paradoxen in de taal blootleggen? Uit de lessen logica heb ik begrepen dat het gaat om het geldig/niet geldig zijn van een redenering en dat dat niet altijd overeenkomt met het (feitelijk)waar/onwaar zijn van de premissen.

maandag 5 november 2007

Humor and emotion

Referentie:

Morreall, John, "Humor and emotion", American Philosophical Quarterly 83 (1983) 20, p 297-304

Informatief extract:

"I challenge the standard view that amusement at humor is an emotion by examining several dissimilarities between amusement at humor and standard cases of emotion. The most important contrast I draw is between the practical nature of emotions an the non-practical nature of amusement. I close with some speculations on the cognitive sophistication of humor and its role in the evolution of humor in our species." (abstract)

Creatieve commentaar:

Dat emoties een praktisch nut hebben is overduidelijk. Ze waren/zijn noodzakelijk in heel de evolutie van de mens. Het is voor mij niet voor de hand liggend om amusement/humor te classeren als emotie. Anderzijds vraag ik me toch af of er niet een praktische kant zit aan humor. In dit abstract insinueert de auteur dat dat niet het geval is. Welke argumenten gebruikt hij om dat aan te tonen? Hebben we humor/amusement dan helemaal niet nodig? Ik meen ergens gelezen te hebben dat Aristoteles al zei dat humor van pas kan komen bij het redeneren. Dat zal ik eens opzoeken.

(gevonden via The Philosopher's Index)

The Importance of Not Being Earnest: The Feeling Behind Laughter and Humor

Referentie:

Chafe, Wallace, The Importance of Not Being Earnest. The Feeling Behind Laughter and Humor, Amsterdam - Philadelphia: John Benjamins Pub Co, 2007, 167 p.


Informatief extract:

"The thesis of this book is that neither laughter nor humor can be understood apart from the feeling that underlies them. This feeling is a mental state in which people exclude some situation from their knowledge of how the world really is, thereby inhibiting seriousness where seriousness would be counterproductive. Laughter is viewed as an expression of this feeling, and humor as a set of devices designed to trigger it because it is so pleasant and distracting. Beginning with phonetic analyses of laughter, the book examines ways in which the feeling behind the laughter is elicited by both humorous and nonhumorous situations. It discusses properties of this feeling that justify its inclusion in the repertoire of human emotions. Against this background it illustrates the creation of humor in several folklore genres and across several cultures. Finally, it reconciles this understanding with various already familiar ways of explaining humor and laughter." (uit: covertekst)


Creatieve commentaar:

Hier worden twee thema's die me enorm boeien, namelijk humor en emotie (gevoel), samen behandeld. Wat zou de link kunnen zijn tussen lachen, als uiting van een gevoel, en humor als dat gevoel er kan zijn in zowel humoristische en niet-humoristische situaties? Ik ben benieuwd hoe deze auteur het gamma (repertoire) emoties bepaalt of afbakent. Wat is zijn definitie van een emotie en van een gevoel? Maakt hij een onderscheid tussen die twee begrippen? Gevoel situeert zich, volgens mij, op een "hoger" bewuster niveau dan een emotie, wat eerder een puur fysiologisch gebeuren is. Waar past humor in dit geheel? Humor of lachen kan een uiting van een gevoel zijn, maar het kan ook gevoelens of emoties opwekken, lijkt mij. Waarschijnlijk is er sprake van 2-richtingsverkeer.

zondag 4 november 2007

Brief van Nietzsche aan Malwida van Meysenbug in Rome

Referentie:

Nietzsche, Friedrich, Brief aan Malwida von Meysenburg, 2.1.1875, in: Nietzsche, Friedrich - von Meysenbug, Malwida, U hebt nooit en woord van mij begrepen. Briefwisseling onder redactie van max Noordhoek en Paul van Tongeren, Kampen -Kapellen: Klement - Pelkmans. 2004, p. 70-72.

Informatief extract:

"Beste, zeer geachte vriendin, dat ik zo laat antwoord op een zo voortreffelijke brief die veel dank verdient, komt door de vreemde misère die mijn beroep in Bazel nu voor mij geworden is. Ik heb op het ogenblik en nog een paar semesters zoveel te doen, dat ik gewoonweg als verdoofd van de ene dag in de andere beland; dat vereist de "plicht" en desondanks is het mij daarbij vaak te moede alsof ik met deze "plicht" aan mijn eigenlijke plicht verzaak; en met die laatste hangt zeer zeker samen de omgang met de weinige mensen die - zoals u - in alles wat zij doen en in hun leven mij herinneren aan wat noodzakelijk is." (p.70)

...

"Ik keek gisteren, op de eerste dag van het jaar, werkelijk met huiver de toekomst in. Het is verschrikkelijk en gevaarlijk om te leven - ik benijd iedereen, die op een rechtschapen wijze sterft." (p.72)

Creatieve commentaar:

Dit is slechts één fragmentje uit een uitgebreide briefwisseling die jarenlang doorging. Zowel persoonlijke items als filosofische gedachten worden besproken. Nietzsche vertelt over 'een hymne op de vriendschap' die hij schreef. Er wordt verwezen naar Schopenhauer en Wagner, gereflecteerd over het leven, het lijden, de uitdrukking van de wil. Het lezen van deze brieven kan een andere invalshoek bieden op de evolutie van Nietzsche's denken doorheen de jaren..

The perspectives of researchers on obtaining infomed consent in developing countries

Referentie:

Newton, Sam K. Applah-Poku, John “The perspectives of researchers on obtaining informed consent in developing countries”, Developing World Bioethics 7 (2007) 1, p. 19-24.

Informatief extract:

"Background: The doctrine of informed consent (IC) exists to protect individuals from exploitation or harm. This study into IC was carried out to investigate how different researchers perceived the process whereby researchers obtained consent. It also examined researchers’ perspectives on what constituted IC, and how different settings influenced the process.
Methods: The study recorded in-depth interviews with 12 lecturers and five doctoral students, who had carried out research in developing countries, at a leading school of public health in the United Kingdom. A purposive, snowballing approach was used to identify interviewees.
Results: Although the concept and application of the doctrine of IC should have been the same, irrespective of where the research was carried out, the process of obtaining it had to be different. The setting had to be taken into consideration and the autonomy of the subject had to be respected at all times. In areas of high illiteracy, and where understanding of the subject was likely to be a problem, there was an added responsibility placed on the researcher to devise innovative ways of carrying out the study, taking into consideration the peculiarities of the environment.
Conclusion: The ethical issues for IC were the same, irrespective of where the research was conducted. However, because the backgrounds, setting, and knowledge of populations differed, there was the need to be similarly sensitive in obtaining consent. The problems of obtaining genuine IC were not limited to developing countries." (abstract)

Creatieve commentaar:

Dit is een artikel over de ethische aspecten waar onderzoekers mee te maken krijgen (of rekening mee zouden moeten houden) bij het recruteren van vrijwilligers voor klinische studies in ontwikkelingslanden. Toestemming krijgen van de vrijwilliger mag niet voldoende zijn, hij/zij moet ook ten volle begrijpen wat de studie of onderzoeksproject inhoudt. De nadruk wordt vooral gelegd op de verstaanbaarheid van het het "informed consent" (IC): de gangbare IC documenten en de gebruikte terminologie zijn te complex. Wat ik me afvraag is of diezelfde problematiek ook niet speelt in zogenaamde ontwikkelde landen en of hierover ook specifieke studies gedaan zijn.

donderdag 1 november 2007

Meesterschap over het lot. Inspiratie uit Martha Nussbaums werk voor ethiek van de technologie

Referentie:

Van de Burg, Simone, “Meesterschap over het lot. Inspiratie uit Martha Nussbaums werk voor ethiek van de technologie”, Filosofie 17 (2007) 5, p. 18-27.

Informatief extract:

"Levert het iets op om technische wetenschap als een techné te bekijken? Ik denk het wel. Het brengt de wetenschap naar voren als een al te menselijke poging om meer greep te krijgen op het lot. Ook maakt het ruimte voor de vraag of dat ook moet gebeuren, en zo ja, of het op deze manier moet gebeuren. Het lijkt soms zo voor de hand te liggen om op een kwetsbaarheid direct te reageren met de ontwikkeling van een techniek die haar wegneemt. Maar is dat wel een verstandige beslissing? Helpt dit ook om het goede leven te realiseren? Dat soort vragen zijn volgens Nussbaums The fragility of goodness niet alleen zinvol, maar horen ook tot de kern van de ethiek. Waarom is het thema kwetsbaarheid volgens haar zo belangrijk? En hoe kan dit thema een bijdrage leveren aan de vorming van een ethiek van de techniek?" (p.18)

Creatieve commentaar:

Aan de hand van één concreet voorbeeld (fotoakoestische mammografie) wordt door door de auteur uitgewerkt wat Nussbaums visie op kwetsbaarheid kan bijdragen een ethiek voor het ontwikkelen en evalueren van (medische) technologie.

Intelligente emotie

Referentie:

Abicht, Ludo, Intelligente Emotie, Antwerpen - Boom: Houtekiet, juni 2001, tweede druk (eerste druk maart 2001), 175 p.

Informatief extract:

"We beleven een nieuwe romantisch tijdperk. meer en meer mensen zoeken hun heil in allerlei vormen van irrationalisme, niet alleen in religieus fundamentalisme, ethnisch nationalisme en onverdraagzaamheid, maar ook in New Age en "emotionele intelligentie".

Ludo Abicht stelt tegenover "emotionele intelligentie", het modewoord van het moment, het begrip "intelligente emotie", een samengaan van rede en emotie, van doordachte en doorleefde emotie, zeg maar. Hij vindt dat men, na de vergissingen en catastrofes van de voorbije eeuw, zeer bedachtzaam te werk moet gaan. Niet uit voorzichtigheid maar uit welbegrepen radicalisme. Zijn boek Intelligente emotie is een pleidooi voor de herwaardering van het gevoel, maar dan wel als "intelligente", dat wil zeggen bevrijdende , emotie." (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

Dit is een pleidooi voor tolerantie, gefundeerd door redelijkheid in de ruime betekenis van het woord. Het boek gaat over gelijk(waardig)heid en emancipatie, het herzien van de heersende machtsverhoudingen binnen één individu (rede en emotie) en binnen een maatschappij.

Wereld. Over objectivisme, subjectivisme en naïviteit

Referentie:

Frederix, Lode, Wereld. Over objectivisme, subjectivisme en naïviteit, Antwerpen - Apeldoorn: Garant, 2006, 87 p

Informatief extract:

"In Wereld. Over objectivisme, subjectivisme en naïviteit staat het begrip van het filosofisch perspectief centraal. Het boek onderzoekt de mogelijke filosofische perspectieven op de verhouding tussen de mens en de wereld. De auteur tracht door te dringen tot de betekenis van de mogelijke perspectieven voor de verschijning van "de" wereld.

Het boek is geschreven vanuit de overtuiging dat onze cultuur zich vast rijdt in één bepaald perspectief: het objectivisme. Het wil laten zien tot welke gevolgen dit leidt en welk perspectief (perspectieven) een uitweg biedt (bieden)." (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

Totale verwarring was wat ik voelde na het bekijken van dit boekje. Boeiend, dat zeker, maar waar gaat het eigenlijk over? Volgens Lode Frederix wil het objectivisme alles ontleden in de onderliggende deelaspecten, steeds verder weg, steeds kleiner, tot in het oneindige. Akkoord. Maar eveneens volgens Lode Frederix (als ik er tenminste iets van begrepen heb) zou objectivisme op die manier leiden tot niets. Niet zomaar niets, maar "het niets". Het objectivisme negeert zichzelf. Maar is de onderzoeker ook niet altijd, onvermijdelijk een subject? Een mens (en ook de objectiverende wetenschapper is mens) kan niet anders dan de wereld, de werkelijkheid bekijken of onderzoeken vanuit zijn eigen subjectiviteit. En ontvankelijk zijn voor die werkelijkheid vereist dan weer een zekere naïviteit. Staan de verschillende perspectieven die in dit boek beschreven worden dan wel zo lijnrecht tegenover elkaar?

Het menselijk inzicht (Hume)

Referentie:

Hume, David, Het menselijk inzicht. Een onderzoek naar het denken van de mens, vertaald en ingeleid door dr. J. Kuin, Amsterdam: Boom, 2002, tweede druk (eerste druk 1978), 213 p. (oorspronkelijke uitgave: An Enquiry concerning Human Understanding, London, Cadell, 1777).

Informatief extract:

"David Hume's gedachtengoed reikt over twee eeuwen heen tot in onze tijd. Een van zijn meest invloedrijke werken, het menselijk inzicht (An inquiry concerning Human Understanding, 1748) behandelt onderwerpen als ruimte en tijd, vrijheid en noodzakelijkheid, kennis en werkelijkheid." (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

(Deze vertaling is naar de postume editie van 1777)

Historisch gezien moeten we David Hume plaatsen in het kader van de Verlichting, een periode waarin filosofen de rol van de rede in het zoeken naar de waarheid gaan benadrukken (als reactie op een dogmatisch geloof). Hume wil ons juist wijzen op de beperkingen van de menselijke rede, sterker nog, dat het menselijk verstand zelden of nooit inzicht kan geven in de werkelijkheid. Hij heeft met zijn radicale empiristische principes ongetwijfeld een niet te onderschatten invloed gehad op denkers in verschillende gebieden. Hij schudde Kant wakker uit zijn “dogmatische slaap” en had hierdoor ook zijn ïnvloed op vele filosofen nà Kant. Ook het inzicht bij hedendaagse wetenschappers dat uitgaat van waarschijnlijkheid eerder dan van zekerheid is wellicht mede beïnvloed door Hume. naar mijn mening was vooral Hume’s causaliteitstheorie baanbrekend en zette ze een nieuwe benadering van het filosofisch en wetenschappelijk denken in gang.

Een echte aanrader, dit boek. Hume schrijft in een heldere, vlotte stijl en maakt zijn standpunten duidelijk a.h.v. grappige (soms ietwat ironische) beschrijvingen en herkenbare voorbeelden.

”Filosofeer, maar blijf mens bij al uw filosoferen!”

De filosofie van de schoonheid

Referentie:

Armstrong, John, De filosofie van de schoonheid, vertaald door Martine Jellema, Amsterdam: Bert Bakker, 2006, 229 p. (oorspronkelijke uitgave: The secret Power of Beauty, London: Penguin Books Ltd, 2004)

Informatief extract:

"Het concept schoonheid is moeilijk te omschrijven: we houden van dingen die we mooi vinden, maar we komen woorden tekort wanneer we proberen te omschrijven hoe dat komt. Er zijn mensen, kunstwerken en plaatsen die door iedereen mooi worden gevonden maar we herkennen ook het individuele en subjectieve karakter van ons gevoel voor schoonheid. Wanneer we over schoonheid nadenken willen we aan de ene kant de geheimen daarvan doorgronden, maar aan de andere kant voelen we ons juist aangetrokken door het mysterieuze ervan.

John Armstrong neemt ons mee op een meeslepende zoektocht naar de betekenis van schoonheid in de kunst en de verschillende manieren waarop schoonheid door de eeuwen heen is geïnterpreteerd. ons vermogen om schoonheid te zien in de kunst, architectuur, muziek, literatuur en mensen, zo suggereert hij, stelt ons in staat maar te genieten van het leven." (uit: covertekst)

Creatieve commentaar:

Armstrong beschrijft zijn eigen visie op schoonheid, maar verwijst ook naar de definities van verschillende filosofen en andere "kenners". Wat vonden Phytagoras, Thomas van Aquino, Kant, Hume en anderen van schoonheid? Wat is de kracht van schoonheid? Wat is de sociale impact ervan? Bepaalt onze cultuur wat we mooi vinden of is het eerder omgekeerd? Wat betekent het begrip schoonheid voor ons geluk? Het zijn slechts enkele van de vele aspecten die aan bod komen in dit boek. Misschien geen diepgaand wetenschappelijk werk, maar het lijkt me een vlot leesbaar en onderhoudend boek dat zeker aan zal zetten om verder te lezen over dit thema.