dinsdag 4 december 2007

Humor en ethiek: Lachen en treuren in de ethiek

Referentie:

Zwart, Hub, "Lachen en treuren in de ethiek", Ethische perspectieven 7 (1997) 2, p. 165-169.

Informatief extract:

"Bij nader inzien blijkt het verband tussen humor en ethiek oeroud. Misverstanden dienaangaande hangen vermoedelijk samen met het feit dat er sinds mensenheugenis twee ethische genres naast elkaar bestaan. Enerzijds de ethiek als een ernstig, academisch genre waarin doorgaans (in abstracte termen en op verheven toon) een klaagzang op de actualiteit ten beste wordt gegeven. Daarnaast is er echter een tweede genre, de traditie van het moralisme. De betreffende auteurs blinken uit in scherpzinnige observaties en geestige notities, aangeduid als ‘maximen’ of ‘aforismen’. Bekende vertegenwoordigers zijn La Rochefoucauld, Lichtenberg en Nietzsche. In de middeleeuwen stond deze traditie te boek als la gaya sienza, de vrolijke wetenschap.

Het opvallende is dat beide genres teruggaan op een en dezelfde filosofische gestalte, namelijk Socrates. De grondvester van de filosofie was een komiek, de Socratische dialoog moet tot de komische genres worden gerekend (al zijn vertalers nogal eens geneigd de tekst ernstiger, plechtstatiger en technischer te maken dan hij eigenlijk is).
Neem bijvoorbeeld de sterfscène van Socrates in Phaedo. Hegel noemt deze scène echt tragisch (1971, p. 514, cf. p. 446) maar Socrates toont zich tot op het laatst een spotter. Zijn beroemde ‘laatste woorden’ spreken wat dat betreft boekdelen: “Crito, wij zijn Askleipios een haan schuldig”. Askleipios was de Griekse god van de geneeskunst aan wie men destijds een haan offerde wanneer men van een ziekte was genezen. Socrates geeft met zijn kwinkslag te kennen het leven als een ziekte te beschouwen waarvan hij door de dood genezen wordt. De laatste taaldaad van deze aartskomiek is een grap uit een lange reeks waarmee hij de draak steekt met de tragische levenshouding van eerdere generaties, wier gehechtheid aan het leven immers de mogelijkheidsvoorwaarde voor het tragische was. Want alleen indien de held gehecht is aan het leven, kan de bereidheid om (met het oog op een nog hogere waarde) van het leven afstand te doen, als tragische keuze worden ervaren. Socrates daarentegen wil op geestige wijze benadrukken dat deze tragische gehechtheid aan het leven iets lachwekkends is. Phaedo laat zich dan ook lezen als één filosofische parodie op de tragische levenshouding der Grieken (Zwart, 1996)." (p.165)

Creatieve commentaar:

De evolutie van de relatie tussen humor en ethiek wordt geschetst beginnende bij de Griekse oudheid (Socrates) tot aan de hedendaagse filosofie (MacIntyre). Het artikel legt uit waarom (tegenwoordig) ethiek eerder met tragedie dan met komedie in verband wordt gebracht. Ook hier komt het begrip "de filosofische lach" terug, maar het gaat ook over lachen als fysiologisch fenomeen, over de "practical joke"...

Geen opmerkingen: