dinsdag 4 december 2007

Lachen om de wereld. Dwarsliggers in het Europese Denken

Referentie:

Vanheeswijck, Guido, Lachen om de wereld. Dwarsliggers in het Europese Denken, Kapellen: Pelckmans, 1993, 212 p.

Informatief extract:

"Reeds bij de Grieken dient de clochard-filosoof Diogenes de verheven Plato van antwoord. In de Renaissance zoeken Erasmus, Morus en Montaigne hun weg tussen waarheid en spot. De zekerheden van de moderne tijd worden in de vorige eeuw door Schopenhauer en Nietzsche op een lach onthaald. Vooral de laatste decennia manifesteert de lach zich als centraal thema in de Europese cultuurfilosofie, als een metafoor voor het Europese vermogen tot twijfel, openheid en zelfkritiek. Erasmus en Eco, Freud en Fukuyama, Spinoza en Sloterdijk, Musil en Wittgenstein... Altijd weer duiken er "dwarsliggers" op in het Europese denken, om de mens te verdrijven uit de waarheidsparadijzen die hij voor zichzelf construeert, in de ijdele hoop er rust en zekerheid te vinden." (uit: covertekst)

"In nagenoeg elke titel van Kundera's oeuvre komt het substantie "lach" voor of wordt er op zijn minst naar verwezen: De Grap, Lachwekkende Liefdes, Het boek van de Lach en de Vergetelheid. Waarom de lach en wat is zijn functie? De diagnose die Kundera van onze tijd maakt is scherpzinnig, zij het vaak eenzijdig: waarheid, ethische normen en verheven idealen doen nog enkel dienst als rookgordijn, als alibi voor een praktijk die uitsluitend macht en eigenbelang beoogt. De moderne mens, die in Descartes' ogen meester en bezitter van de natuur zou worden, is gedegradeerd tot een speelbal van krachten waarop hij geen greep heeft en heeft daarbij verloren wat hem het meest eigen was: zijn "Lebenswelt". tegenover dit verlies, veroorzaakt door een koortsachtig zoeken naar onbetwijfelbare zekerheid, stelt Kundera de wijsheid van de onzekerheid, de zekerheid van de relativiteit van waarheden. Die wijsheid wordt belichaamd in de lach: tegenover en cultuur die de macht en de arrogantie van het woord tot principe heeft verheven, stelt hij de lach, de speelse lach als een ongereserveerde beaming van de grondeloosheid van elk streven en van de lichtheid van het hele bestaan." (p.149-150)

Creatieve commentaar:

De lach als metafoor deze keer.

Het boek lijkt me een cultuur-historische kritiek op Europa en het Europese denken. "De lach" is er al heel lang, verdwijnt in de loop van de geschiedenis, maar wordt door de zogenaamde dwarsliggers steeds opnieuw naar voren gebracht. Zij lachen om de wereld en lachen om zichzelf (cf Nietzsche).

Geen opmerkingen: