zaterdag 17 november 2007

De Wereld als Wil en Voorstelling

Referentie:


Schopenhauer, Arthur, De wereld als wil en voorstelling 1 en 2, Vertaald door Hans Driesen, Amsterdam: Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2001, 2 vols., 1638 p. (oorspronkelijke uitgave: Sämtliche Werke, Die Welt als Wille und Vorstellung, Leipzig; Inselverlag, 1859, 2 vols.).

Informatief extract:

"Arthur Schopenhauer aan zijn uitgever, 28 maart 1818:

Mijn boek bevat niets minder dan een nieuw filosofisch systeem, nieuw in de volle zin van het woord. Het is geen nieuwe weergave van wat er al was, maar een in de hoogste mate samenhangende reeks van gedachten, die tot dusverre nog nooit in een menselijk brein is opgekomen. Het boek, waarin ik de zware taak heb volbracht deze gedachtereeks op een begrijpelijke wijze aan anderen mee te delen, zal naar mijn vaste overtuiging een van die werken zijn, die later bron en aanleiding tot tientallen andere boeken worden. Deze reeks van gedachten was in essentie reeds vier jaar geleden in mijn hoofd aanwezig, maar om haar te ontwikkelen en met behulp van ontelbare opstellen en studies voor mezelf helder te krijgen heb ik vier lange jaren nodig gehad, jaren waarin ik me uitsluitend hiermee en met de noodzakelijke bestudering van andere werken heb beziggehouden. Een jaar geleden ben ik begonnen een en ander in een samenhangend betoog voor anderen duidelijk te maken; hiermee ben ik zojuist klaar gekomen. Het betoog zelf is even vrij van de hoogdravende, ijdele en zinloze woordenvloed van de nieuwerwetse filosofische stromingen als van het wijdlopige, oppervlakkige gezwets uit de periode vóór Kant. Het is in de hoogste mate duidelijk, inzichtelijk en energiek, en het bezit een zekere schoonheid, al zeg ik het zelf: echt stijl is alleen weggelegd voor wie echte eigen gedachten heeft. De waarde die ik aan mijn werk hecht is zeer groot: ik beschouw het namelijk als de vrucht van mijn bestaan." (uit: http://www.wereldbibliotheek.nl)

"Terwijl elk individu zichzelf dus onmiddelijk ervaart als de hele wil en de hele "voorsteller", zijn de anderen hem in eerste instantie louter als zijn voorstellingen gegeven. Vandaar dat zijn eigen wezen en de instandhouding daarvan bij hem voorrang krijgt boven alle anderen. Een ieder ervaart zijn eigen dood als het einde van de wereld, terwijl hij die van zijn medemensen als een tamelijk onbelangrijke zaak beschouwt, tenzij hij er persoonlijk bij betrokken is. In het bewustzijn dat de hoogste graad van ontwikkeling heeft bereikt, namelijk dat van de mens, zal ook het egoïsme, net als de kennis, de pijn, de vreugde, zijn hoogtepunt bereiken en zal de hierdoor veroorzaakte onderlinge strijd tussen de individuen op een afgrijselijke manier aan de dag treden. Dit wordt ons dan ook overal voor ogen gevoerd, in het klein zowel als in het groot; we zien het nu eens van zijn verschrikkelijke kant, zoals in het leven van grote tirannen en booswichten en in wereldverwoestende oorlogen, dan weer van zijn lachwekkende kant, waar het de stof levert voor komedies en zich heel in het bijzonder als eigenwaan en ijdelheid voordoet, ondeugden die door niemand beter zijn begrepen en in abstracto uiteengezet dan door La Rochefoucauld. We kunnen dit verschijnsel in de wereldgeschiedenis waarnemen, maar ook in onze eigen ervaringswereld. " (p.485)

Creatieve commentaar:

Ik heb nog nooit een oorspronkelijk werk van Schopenhauer gelezen, wel al werk óver deze filosoof. Het was in eerste instantie niet een filosoof die me aansprak. Wat ik er over las riep zelfs enige wrevel bij me op. Tot ik onlangs de roman "De Schopenhauerkuur" van Irvin Yalom las. Schopenhauer blijkt toch wel een heel boeiend figuur te zijn. Hij was misantroop en pessimist in hart en nieren, en had duidelijk geen last van valse bescheidenheid (zie informatief extract). Maar was wat hij te zeggen had daarom minder waardevol? Neen, dat zou een absurde conclusie zijn. Hij heeft wellicht een grote invloed gehad op filosofen na hem o.a. op Nietzsche. Hij schijnt ook een groot stillist te zijn geweest.

Wat me enorm verrastte was dat ik dit boek tegenkwam toen ik op Routledge zocht naar filosofische werken over humor. Schopenhauer, niet bepaald een vrolijk persoon, heeft blijkbaar in dit werk (z'n hoofdwerk) ook over humor geschreven.

Geen opmerkingen: